Home > Wat doen jeugdartsen tegen armoede?
Jeugdartsen kijken heel breed naar gezondheid. Ze kijken niet alleen naar de ontwikkeling van kinderen, maar ook naar de invloed van de omgeving en de opvoeding en de samenhang daartussen. Gezien de gevolgen van armoede voor gezondheid en welbevinden van kinderen, zijn jeugdartsen hier alert op. Tijdens een gesprek met de jeugdarts kunnen geldzorgen op diverse manieren aan bod komen. Waar nodig kan de jeugdarts het eerste contact leggen met een samenwerkingspartner die verder helpt.

 

220.000 kinderen in armoede

Boodschappen zijn duurder geworden en energieprijzen zijn gestegen. Daardoor hebben steeds meer gezinnen moeite om rond te komen. In Nederland leven nu naar schatting 830.000 mensen onder de armoedegrens, waarvan 220.000 kinderen. Dat is 6,2% van alle kinderen. (Bron: CPB, cijfers 2023)

Martijn Spoelstra, arts Maatschappij en Gezondheid/Jeugdgezondheid en bestuurslid bij AJN Jeugdartsen Nederland, ziet dit terug in de spreekkamer. “We zien dat meer huishoudens moeite hebben het hoofd boven water te houden. Geldzorgen zijn van alle tijden, maar waar we tien tot vijftien jaar geleden armoede vaak bij mensen in de bijstand of eenoudergezinnen zagen, zien we dit steeds meer bij gezinnen met een modaal of hoger inkomen. Ook zij kunnen vanwege hoge vaste lasten en hogere prijzen in de problemen komen.”

Welke invloed heeft armoede op kinderen?

Opgroeien in armoede kan een enorm effect hebben op kinderen en hun gezondheid. Ze hebben minder kansen om zich te ontwikkelen dan andere kinderen. Ze kunnen bijvoorbeeld minder meedoen met activiteiten die geld kosten. Ook de kans op mentale problemen en een minder voorspoedige schoolloopbaan is voor hen groter. Daarnaast neemt de kans op kindermishandeling toe. Natuurlijk speelt hierbij mee of er naast geldzorgen ook andere problemen zijn en hoe lang gezinnen in deze situatie zitten.

Spoelstra licht toe dat stress hierbij een belangrijke factor is voor zowel ouders als kinderen. “Ouders met geldzorgen zitten in de overlevingsstand. We weten dat als je langdurig in stress leeft, je IQ met gemiddeld 13 punten daalt. Dat kan ervoor zorgen dat je gevolgen van huidige beslissingen minder goed kunt overzien. Ouders zijn voornamelijk bezig met wat er nu nodig is: voorzien in de eerste levensbehoeften. Beslissingen nemen voor de lange termijn is daardoor moeilijker.”

Stress beïnvloedt ook de opvoeding. Door stress kunnen ouders minder sensitief zijn naar hun kinderen. “Als een kind bijvoorbeeld hard aan het huilen is, omdat het bijvoorbeeld zijn zin niet krijgt, dan probeer je daar als ouder op te reageren en te vertalen wat voor gevoel het kind heeft. Is het boos, verdrietig of teleurgesteld? Daar probeer je woorden aan te geven, omdat een jong kind dat nog niet kan. Dit proces vraagt iets van een ouder. Als je zelf stress hebt, word je minder sensitief en responsief naar je kind.”

Uit onderzoek blijkt dat kinderen de stress van hun ouders oppikken en hen negatief beïnvloedt. Dit kan zich uiten in lichamelijke klachten zoals hoofdpijn of buikpijn, maar kan ook leiden tot slecht slapen, slechte concentratie of gedragsproblemen.

Zelfs op volwassen leeftijd is de stress die je ervaart als kind, bijvoorbeeld wanneer je in armoede leeft, nog steeds voelbaar. Spoelstra: “Je kunt het zien als een trauma wat je meeneemt in de rest van je leven. Investeren in het voorkomen van armoede bij kinderen heeft daarmee ook een groot effect op de toekomstige generaties.”

Naast de invloed van stress speelt de omgeving waarin het kind opgroeit een rol. Er kan sprake zijn van minder goede huisvesting.  Wonen in een vochtig huis kan gezondheidsproblemen opleveren en op hele warme dagen kan een omgeving zonder veel groen zorgen voor klachten als hoofdpijn, vermoeidheid of verminderde concentratie.

Ook heeft armoede invloed op het eetpatroon. Kinderen hebben bijvoorbeeld niet elke dag een warme maaltijd, of gaan soms zonder ontbijt naar school. Dan kunnen kinderen zich minder goed concentreren op school, wat hun leerprestaties beïnvloedt. Gezond eten, zoals groente en fruit, is vaak duur. “Als je niet veel te besteden hebt, kies je sneller voor goedkoop voedsel dat je toch een vol gevoel geeft, bijvoorbeeld gefrituurd eten in plaats van een gezonde maaltijd.”

Kinderen zijn in ontwikkeling en daardoor heeft armoede op kinderen een specifieke impact die anders is dan op volwassenen. “Het brein van kinderen is nog volop in ontwikkeling. Uit onderzoeken op het effect van stress door armoede wordt een effect gezien op de grootte van de amygdala, hippocampus en de prefrontale hersenschors. Deze gebieden in de hersenen zijn betrokken bij emotieverwerking, leren en planning. Armoede heeft daardoor op kinderen meer gevolgen voor de lange termijn, voor hun gezondheid of opleidingsniveau. Het komt voor dat armoede generaties lang doorgaat.”

Jeugdartsen

Jeugdartsen willen dat gezinnen hulp krijgen, zodat de negatieve effecten van armoede op kinderen voorkómen kunnen worden. Spoelstra: “Het is onze taak om te belichten welke invloed langdurige armoede heeft op kinderen en hun ontwikkeling.”

Als beroepsvereniging van jeugdartsen benoemt de AJN de gevolgen van armoede voor kinderen naar ketenpartners, werkt samen met partners als Unicef en is aangesloten bij de Alliantie Kinderarmoede. Deze alliantie heeft de ambitieuze missie om ervoor te zorgen dat in 2030 geen enkel kind meer de dupe van armoede is én er geen nieuwe gezinnen in armoede meer bijkomen.

Dagelijks zijn jeugdartsen alert op armoede in de spreekkamer. Het is onderdeel van hun werk om armoede te signaleren, bespreekbaar te maken, samen met het gezin te kijken naar wat er nodig is en hen eventueel te verwijzen naar partners die kunnen helpen. Spoelstra benadrukt hierbij de samenwerking met jeugdverpleegkundigen en doktersassistenten.

Signaleren

Hoe signaleren jeugdartsen armoede? Soms komen kinderen in te kleine kleding naar het spreekuur of hebben ze een versleten tas bij zich. Dat kan een signaal zijn, maar meestal zijn de signalen subtiel bij kinderen. Ze hebben een stil of teruggetrokken houding of hebben juist een kort lontje. Er kunnen concentratieproblemen zijn of participeren minderen met andere kinderen. Ook hebben ze vaak schaamtegevoelens, hebben weinig zelfvertrouwen en weinig vertrouwen in anderen.

Jeugdartsen kijken breed naar de ontwikkeling en gezondheid van kinderen en zo kan armoede tijdens het gesprek aan de orde komen. “We kijken hoe het gaat met de ontwikkeling. Als daarin iets opvalt, bekijk je samen met ouders wat de oorzaken kunnen zijn. Ook bij klachten als hoofdpijn of buikpijn ben je alert. Als er onverklaarbare lichamelijke klachten zijn, ga je doorvragen.”

Een veel gebruikte gespreksmethodiek binnen de JGZ is de GIZ-methode (Gezamenlijk Inschatten Zorgbehoeften). Met deze methode bepalen ouders (en jeugdige) samen met de jeugdarts waar zij het over willen hebben. Er wordt gekeken naar de invloed van ontwikkeling, omgeving en opvoeding op gezondheid en de samenhang daartussen. Bij alle drie factoren kan armoede aan de orde komen. Spoelstra: “Je kijkt als jeugdarts heel breed naar gezondheid. Bij het bespreken van de ontwikkeling van een kind, kan blijken dat de ontwikkeling op een bepaald punt langzamer gaat en ga je kijken hoe dit komt. Armoede kan hier een reden zijn. Bij het bespreken van de opvoeding komt bijvoorbeeld de hechting aan bod. Ik noemde al dat ouders vanwege stress minder sensitief op kinderen kunnen reageren, dus daar raakt armoede aan opvoeding. Daar kun je op inhaken en de effecten met ouders bespreken. Ook bij omgeving zijn er raakvlakken, hoe wonen mensen? Hebben ze ergens zorgen over? Soms komen ouders zelf ergens mee, bijvoorbeeld als ze vanwege een echtscheiding in de schulden zitten. Dan heb je een ingang om het daar over te hebben.”

Bespreken

Er is de laatste tijd meer aandacht voor geldzorgen en veel mensen hebben last van de gestegen prijzen. Dit maakt het onderwerp makkelijker bespreekbaar. Spoelstra vraagt bijvoorbeeld: “Er zijn veel gezinnen die zorgen hebben over geld, ze maken zich bijvoorbeeld zorgen of ze de huur wel kunnen betalen. Hoe is dat voor jullie?” Hij noemt dat de band die de jeugdarts op dat moment met een ouder heeft een rol speelt. “Als je elkaar net ontmoet, vraag je dit niet zo snel.” Vervolgens is het aan de ouder in hoeverre deze er iets over kwijt wil. “Schaamte speelt ook een rol, zowel bij de ouder als bij de zorgprofessional.”

Als blijkt dat er geldzorgen zijn, gaat de jeugdarts na in welke mate er sprake is van zorgen. “Als er sinds kort sprake is van geldzorgen, kunnen ouders vaak nog zelf de regie pakken en nagaan welke mogelijkheden er zijn. Met een paar tips zijn ze soms al geholpen. Voor mensen die langer in armoede zitten, is het maken van een plan van aanpak veel lastiger. Als je in de overlevingsstand zit, mis je het overzicht voor de langere termijn.”

Jeugdartsen proberen in te schatten wat mensen nodig hebben en hoe zij hen naar hulp kunnen toeleiden. Iedere situatie is anders, het is echt maatwerk. Soms is er een tweede of derde gesprek nodig.

Toeleiden naar hulp

Jeugdartsen kennen de sociale kaart in hun regio en weten welke hulp er binnen de regio beschikbaar is. Zij leggen vaak het eerste contact met een samenwerkingspartner, meestal de gemeente. Spoelstra geeft als voorbeeld een gezin dat via het prenataal huisbezoek in beeld kwam. Er was een baby op komst en daar heb je veel extra spullen voor nodig. Geld hiervoor had het gezin niet. Via potjes bij de gemeente is er toen een baby-inventaris en een starterspakket geregeld.

Knelpunten

Een samenleving waarbij geen enkel kind meer de dupe van armoede is, lijkt nog ver weg.  Wat kan er beter in het helpen van gezinnen in armoede? Spoelstra pleit voor een vast aanspreekpunt binnen de gemeente. “Gemeenten staan open voor samenwerking met de JGZ om ouders in een vroeg stadium van hulp te voorzien. Er zijn diverse regels voor gemeentelijke regelingen. Als JGZ-professional ken je niet alle regels en welke inkomensgrens voor welke regeling geldt. Dit maakt het lastig om ouders direct naar het juiste loket te verwijzen. Een vast aanspreekpunt kan daarbij helpen.”

Armoede is nog steeds een lastig onderwerp en schaamte speelt nog steeds een rol, zowel bij de ouders als bij de jeugdarts. Voor de jeugdarts kan het lastig zijn om de juiste woorden of het juiste moment te kiezen binnen een spreekuur wat al zo vol is. En als ouders hun verhaal doen en doorverwezen worden, moeten zij hun verhaal opnieuw vertellen. Het kan zijn dat mensen drie keer hun verhaal moeten doen voordat ze concrete hulp krijgen. Dat is confronterend voor ouders. “Informatieoverdracht is heel belangrijk. Dat gebeurt nog te weinig.”

Daarnaast is het niet altijd overzichtelijk voor mensen waar ze recht op hebben. “Er is een oerwoud aan toeslagen waar je wel of geen recht op kunt hebben. Ook het invullen van ingewikkelde formulieren kan een drempel zijn, vooral als je de Nederlandse taal niet goed beheerst, of er sprake is van ambtelijk taalgebruik.”

Hebben jeugdartsen er zicht op in hoeverre gezinnen zijn geholpen nadat ze zijn doorverwezen? “Het liefst zou je na een doorverwijzing weer contact willen hebben met de ouders. In de praktijk zien we dat dit lastig is. Aan de andere kant willen we ongelijk investeren voor gelijke kansen. Het vraagt dus ook iets van ons om een vinger aan de pols te houden, zeker bij kinderen die opgroeien in een kwetsbare situatie.”

Handige links